De lelievlet
In de jaren vijftig kwamen er meer Waterscoutinggroepen in Nederland en dus
werd de vraag naar varend materiaal groter. Daarom ging men op zoek naar een
geschikt type boot voor de Waterscouts. Een standaard boot zou de
aanschaffingsprijs beïnvloeden: hoe meer boten er van een type zijn, hoe
lager de prijs zal zijn. Nog een voordeel van een standaard type boot voor
alle Waterscoutinggroepen is dat er onderling zeil- en roeiwedstrijden
gehouden kunnen worden omdat de boten van gelijke klasse zijn.
Deze standaard boot moest voldoen aan de volgende eisen:
- er moest mee gezeild kunnen worden
- er moest - met voldoende zitruimte voor 6 personen - mee geroeid kunnen worden
- er moest een mogelijkheid zijn om te wrikken
In 1955 ging Scouting Nederland op zoek naar een boot die aan deze eisen voldeed en ze kwam terecht bij Teunis Beenhakker uit Kinderdijk. Hij had kort na de oorlog een ontwerp gemaakt voor een roei- en wrikvlet die voor de binnenvaartschippers bedoeld was. Scouting Nederland zag wel wat in dat ontwerp en paste het enigszins aan, zodat het bootje ook als zeilboot gebruikt kon worden. Zo werd kreeg de boot o.a. een mast en een midzwaard en kwamen er twee luchtkasten in. In 1956 kreeg Teunis het verzoek twee vletten te bouwen op proef. Hij maakte twee bijna gelijke vletten: eentje van 4,60 meter en eentje van 5,60 meter. Het zeil was bij allebei de boten even groot, ergens tussen de: 12,0m2 - 12,5m2. Uiteindelijk werd de 5,60 meter boot uitgekozen als de meest geschikte.
Afmetingen | |
---|---|
Lengte: | 5,60 m |
Breedte: | 1,80 m |
Hoogte: | 6,50 m |
Gem. gewicht: | 650 kg |
Gem. zeiloppervlak: | 12,15 m2 |
En er moest natuurlijk een naam komen voor dit nieuwe type boot. Daarvoor
koos Scouting het traditionele Scoutinglogo: de Franse lelie. Zo kwam het
dat in 1956 de eerste echte Lelievlet werd gebouwd bij botenbouwer Teunis
Beenhakker.
De lelievlet werd, zoals al voorspeld was, een groot succes. In 2001 waren
er in Nederland zo'n 1500 lelievletten.